Goede voorbeelden te over van Nederlanders die zich door de jaren heen in diverse buitenlanden prima konden redden in de lokale taal. In het verleden hadden we natuurlijk Rudi Carrell die zijn populariteit in Duitsland mede te danken had aan zijn moddervette Nederlandse accent. Voor Duitstaligen was Rudi’s accent qua charme waarschijnlijk vergelijkbaar met de Franse tongval van Alain Caron voor ons: ‘Iek gah juli iets éél mòis laten proev’. Linda de Mol deed het ook goed in Duitsland, evenals Sylvie Meijs. Maar Sylvie is natuurlijk een voetbalvrouw en in de voetballerij doet men het over het algemeen goed qua taalvaardigheid. Legendarisch is natuurlijk Johan Cruijff, die in zijn Barcelona-tijd het Spaans heeft verrijkt met enkele nieuwe uitdrukkingen waarvan ‘en un momento dado’ (op een bepaald moment) de meest bekende is. Er zijn ook uitzonderingen in de voetbalwereld, maar als je Louis van Gaal bent, doet dat geen afbreuk aan je autoriteit. Sterker nog, het draagt er aan bij. Nederlandse politici zijn gek genoeg vaak wat minder goed in hun talen dan je zou verwachten. De uitzonderingen zijn natuurlijk Europarlementariër Frans Timmermans (vijf talen vloeiend) en minister Sigrid Kaag (vloeiend in zes talen waaronder Arabisch).
Naast de Nederlandse handelsgeest vermoed ik dat er nog iets anders is dat bijdraagt aan onze goede vreemde-taalverwerving. Ik ben er van overtuigd dat onze gewoonte om buitenlandse films en televisieseries te ondertitelen, ervoor zorgt dat wij vreemde talen sneller oppikken. In de meeste landen is nasynchronisatie de norm en zijn ondertitels de uitzondering. Bij ons is het andersom. Door onze ondertitelgewoonte zijn we van jongs af aan gewend om de Engelse taal te horen. Duits en Frans in iets mindere mate, maar nog altijd veel meer dan wanneer deze content zou zijn nagesynchroniseerd. Het kan niet anders dan dat dit helpt bij het proces om je de uitspraak en de structuur van een vreemde taal eigen te maken.
Blijft de vraag waarom in Nederland ondertitels de norm zijn. Het meest voor de hand liggende antwoord is weer terug te voeren op een van de bekendste clichés die over onze volksaard bestaat. Ondertitelen is namelijk een stuk goedkoper dan overdubben. Nasynchronisatie is een redelijk complex proces. Naast correct vertaald, moet de doeltekst liefst ook nog enigszins lip-sync zijn met de sprekers in beeld. Een lastig en tijdrovend klusje. Vervolgens moeten deze teksten ook nog professioneel worden ingesproken zodat ze natuurlijk overkomen bij de kijker. Je vraagt je bijna af waarom er in al die andere landen dan niet meer ondertiteld wordt. Er zijn verschillende redenen voor aan te voeren. Ondertitelen kent een aantal beperkingen die best ingrijpend kunnen zijn. Zo moet de ondertitel de leessnelheid van de kijker volgen en is de ruimte voor titels in beeld ook beperkt. Een ondertitel is daarom per definitie een samenvatting van de originele tekst. En daarmee in feite tekstueel inferieur aan een overdubtekst.
Mits goed vertaald, bestaat er geen twijfel dat de nagesynchroniseerde tekst begrepen wordt door de kijker. In landen waar het niet vanzelfsprekend is dat iedereen kan lezen, is dit een belangrijke reden om voor overdubben te kiezen. Ook voor mensen met een visuele beperking is overdubben te prefereren over ondertitelen. In landen waar overdubben de norm is zie je dat elke beroemde Hollywoodster zijn of haar ‘eigen’ lokale stem heeft. Dat biedt ook weer mogelijkheden voor leuke projecten zoals Liebesgrüße aus Hollywood, een album met poëzie ingesproken door de Duitse ‘stemmen’ van o.a. Robert de Niro en Bruce Willis.
Als je ze naast elkaar legt blijft het toch een beetje appels met peren vergelijken. Heb je tijd en budget, dan kies je voor overdubben. Is het belangrijk stemmen in de originele taal te horen, kies dan voor ondertitels.