Goed fout is niet slecht

Goed fout is niet slecht

Er zijn namelijk heel veel factoren die bijdragen aan de verandering van de taal. Mode, media, sociale en culturele kruisbestuiving om maar wat te noemen. Roeland van Hout schreef er in 2006 al een interessant stuk over.

 “Hoe zal het gaan met hij hep? En met groter als? De laatste heeft misschien een grotere kans als de eerste, maar het blijft speculatief. We hebben meer feitelijke gegevens nodig. Maar hun heeft de wind in de zeilen. De beschikbare feiten wijzen dat uit. Waarom heeft uitgerekend hun de wind in de zeilen? Zowel interne factoren (hun maakt ons taalsysteem efficiënter), ex¬terne factoren (verandering van onderop, gesteund door het informele gesproken Nederlands, door de dialectsprekers, en niet te vergeten door de voetbalsterren) als hun interactie (zo¬ als in de eerstetaalverwerving) werken stevig mee en versterken elkaar.” 

Wat het nog moeilijker maakt is dat de beweging traag is en daarom lastig te volgen. Deze transitie van fout naar gedoogd tot correct is een proces van jaren, zo niet decennia. Een beetje vergelijkbaar met de groei van een kind. Je ziet de verandering het beste als je er niet dagelijks bij bent.

Iets wat nu fout is komt eerst in een grijs gebied en is na verloop van tijd volledig geaccepteerd. Of niet, want tijdens dat proces is er ook vaak sprake van trends. Woorden en syntaxis die een tijd lang veel gebruikt worden en vervolgens weer langzaam verdwijnen. Zo is ‘zeg maar’ alweer op zijn retour en gelukkig slechts een oprisping van enkele jaren gebleken. Daarvoor in de plaats heeft, met name de jeugd het nu steeds vaker over ‘het ding is’. Vermoedelijk een gevolg van veel Engelstalige films streamen in lockdowntijd. Verandering begint sowieso meestal bij de jeugd en in taal is dat niet anders.

Ben je boven de 40 dan is de kans groot dat je je ergert aan jongeren die het in e-mails of tekstberichten hebben over ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord. ‘Me batterij is bijna leeg.’ Van ‘mijn’ via ‘m’n’ naar ‘me’. Het zijn kleine stapjes en goed beschouwd ook heel logische stapjes. En zoals vaker volgt schrijftaal de spreektaal. Maar als we nou eens de hand in eigen boezem steken, dan zien we dat we als diezelfde veertigplussers ongetwijfeld veel minder moeite hebben met de transitie van ‘jouw’ naar ‘je’? Een vergelijkbare transitie, maar eerder begonnen en daarom al door ons omarmd en geaccepteerd.

Een ander mooi jeugdfenomeen is straattaal. Een prachtige bron van nieuwe woorden en gebruiken waarmee jongere generaties zich afzetten van de oudere gevestigde orde. Zo worden taalveranderingen geïntroduceerd en meegenomen naar de toekomst. Iemand ‘dissen’ en een ‘fittie’ vind je dus gewoon in de Dikke van Dale. Wat leuk is van de huidige tijd is dat we taalverandering niet alleen kunnen lezen, maar dat we ook kunnen horen hoe onze taal de afgelopen 50 jaar is veranderd. Want we drukken ons niet alleen anders uit dan 50 jaar geleden, we klinken ook anders.

Hoe er nog niet eens zo heel lang geleden gesproken werd, kunnen we goed horen in oude radio- en tv-uitzendingen zoals het Polygoon journaal met de legendarische stem van Philip Bloemendal. Er zullen weinig mensen meer te vinden zijn die een vergelijkbaar taalgebruik hebben want zelf gaan we ook mee in de klankverandering die een taal ondergaat. Luister maar eens naar hoe Sonja Barend vroeger klonk en hoe ze zich tegenwoordig uitdrukt. Wat de laatste tijd opvalt in het Nederlands, is vergelijkbaar met wat er met het Engels is gebeurd toen het mee verhuisde naar Nieuw Zeeland. De è-klank is er een i-klank geworden. Better klinkt er als bitter, lemon wordt limmon enzovoort. Bij ons klinken NPO en RTL steeds vaker als èn-pie-oo en èr-tie-èl. En in de radioreclame voor drogist Trekpleister horen we toch echt ‘trikpleister’. En over fiftig jeer klinken we vast wir hiel andirs.