‘U moet de groenten van Hak hebben.’ ‘Soms is rond beter, Soms vierkant.’ ‘Leuker kunnen wij het niet maken, wel makkelijker.’ En ga zo maar door. Nederland was een geweldig reclamemakend land. Reclame was onderdeel van onze cultuur. Toegegeven, er was met 3 TV-zenders en later 10 ook niet zoveel te zappen. Iedereen kende iedere reclame en naar sommigen werd echt uitgekeken. ‘Even Apeldoorn bellen’, Voor de jonge lezers, probeer Youtube. Maar dikke kans dat veel klassiekers niet eens digitaal te vinden zijn. Tijden zijn veranderd. Maar is dat nou erg?
Met name in de reclame-industrie kun je al goed zien waar het gebruik van Big Data veelal toe leidt. Door online dataverzameling hebben bureaus en adverteerders een haarscherp inzicht gekregen in het leven van de consument. De consumentenbehoefte is open en bloot zichtbaar. Als jij op zoek bent naar een paar nieuwe sneakers en je klikt een keer op een Adidas-shop dan word je de komende dagen achtervolgd door sneaker-banners. Hetzelfde geldt overigens voor ‘echtscheidingen’ en ‘sex-artikelen’, kijk dus een beetje uit waar je wel of niet op klikt. Aan de andere kant zien we in het maken van reclame ook digitalisering.
Adverteerders kunnen met ‘bricks’ (bouwstenen) zelf een TV-commercial in elkaar zetten. Of een billboard of narrowcastingcampagne. Kijk maar rond op straat. Zet de TV of PC maar aan. Creativiteit voorafgegaan door een diepe zoektocht naar Het Onderscheid lijkt soms ver te zoeken. Alles lijkt op elkaar. Reclame is verzand in algemene prietpraat. Subliminal. Het zou, in veel gevallen, niet eens uitmaken als je aan het einde of rechtsonder het logo van de concurrent zou plakken. Er is bij makers blijkbaar een soort sleetsheid in denken ontstaan. En dat terwijl onderzoeken uitwijzen dat consumenten willen weten waar een merk precies voor staat. Hoe dieper en emotioneler het inzicht, hoe beter de communicatie kan worden afgestemd. Niet alleen in wereld van marketing en communicatie zien we dit gebeuren. Dit sentiment zal overal spelen. Deze industrie laat zich toevallig heel graag zien aan de oppervlakte.
Toch is het jammer dat we taal technisch ook de invloed van internationalisering zien en vooral voelen. Er wordt veel Engels gebruikt, wat we als Nederlanders natuurlijk ook prima begrijpen. Er worden slechte vertalingen geproduceerd. We zouden er niet 1, 2, 3 een voorbeeld van kunnen noemen, want dat is precies het probleem met dat soort vertalingen. Het resoneert zelden. Communiceren met mensen in een andere taal wordt ook ervaren als een vorm van desinteresse en onaangepast. ‘Dus niet voor mij’. Maar schrijnender is misschien wel het verdwijnen van een stukje typisch Hollandse humor. We zijn onze glimlach kwijt, die optrekkende stille wenkbrauw, dat kippenvelletje over je huid, die interne giechel of stomp in je onderbuik. ‘Met een Fiat Panda lach je iedereen uit.’ Hoe dat allemaal kon gebeuren? Tijdsdruk: alles moet sneller. Crisis op crisis op crisis. Budgetten staan onder druk. Steeds verder gaande digitalisering. Daar worden sommige dingen nu eenmaal niet beter van.
Kortom, sommige dingen waren vroeger echt beter. Maar je moet er toch ook niet aan denken om weer in een met natte ramen beslagen telefooncel te staan met op zijn kop hangende telefoonboeken waar je dan een nummer van degene die je wilt bellen kon opzoeken en als je dan bijna op de juiste pagina was bleek die te zijn uitgescheurd en… nee, dat was vroeger.